Het nieuws dat Jan Fabre beschuldigd werd van ‘grensoverschrijdend gedrag’ (13 september 2018) inspireerde me voor een inleiding op een boek over kunst en protest dat uiteindelijk nog niet verschenen is. Nu Fabre – in de pers omschreven als onze internationaal vermaardste kunstenaar – veroordeeld is, herbekijk ik de tekst met andere ogen. ‘Beschuldigd’ was niet hetzelfde statuut als ‘veroordeeld’. Ik ben geen jurist en ik wens hier zelfs niet de moralist uit te hangen. Ik vertrek graag vanuit de cultuurfilosofie, dat wil zeggen: wie of wat zijn wij hier en nu? Geen sinecure, want ik heb moeten horen hoe gevoelig het ligt. Ondertussen ben ik wat wijzer geworden. Ik heb mijn mei ’68-vorming wat herdacht en heb leren leven met wat zelfcensuur. Zwijgen is winter en zomer goed, maar is geen deel van mijn stiel.
‘Jan Fabre is van het voetstuk gevallen waarop hij door koningin Paola is geplaatst’, las ik ergens als één van de titels, verzonnen door het commerciële, verloederde brein van een tussentitelverzinner met als redactionele opdracht het bekampen van de terugval van verkoopcijfers van de geschreven pers. Geslaagd, want vier jaar later werd hij nog geciteerd door journalisten (Het Nieuwsblad – Podcast De Stemmen van Assisen, nvda). Zijn adelijke titels mag hij nog bewaren. Den edeldom samen met de kerk zijn steeds specialisten geweest in grensoverschrijding. Oud-rector KU Leuven, kerkjurist, raadt in zo’n geval aan snel te biechten. Iets waar vrijzinnigen nog een alternatief moeten voor vinden. Psychiaters zijn te duur. Ook de kunst is sinds de moderniteit met grenzen begaan. De cross-over is het hoofdkenmerk van de kunst vanaf de jaren tachtig en daarin heeft Fabre zijn strepen verdient.
Dit enfant terrible van de kunst heeft de storm niet zien aankomen. In mijn geheugen is hij de laatste die er in België in geslaagd is de goegemeente via zijn kunst op stang te jagen. In 2000 stond heel Gent op zijn kop omdat hij de zuilen van de universiteitsaula had laten inpakken met gemarmerde ham. Zonde van dat eten zeiden de spaarzamen. Dat de bewaardatum overtijd was, moest hen sussen. En Antwerpen schrok zich een aap toen bleek dat hij voor een artistiek project met katten liet gooien op het Schoon Verdiep. Volgens Fabre een van zijn thema’s, namelijk de relatie tussen mens en dier. Fabre gaat er – denk ik terecht – van uit dat hij in de hedendaagse kunst een grens verlegd heeft. Is dit protest? Is dit reformatie of contrareformatie? Steeds een moeilijke vraag, deze polarisatie! Progressief of conservatief, revolutionair of reactionair, links of rechts? Dat dit soort uitersten van het protest bij tijdsverloop al eens omdraaien en van plaats wisselen, maakt het er niet gemakkelijker op. Wie had ooit kunnen denken dat voor de val van de Berlijnse muur de communisten op een wip ‘conservatieven’ zouden worden genoemd en de neoliberalen ‘progressief’?
Hoe zit het met de aard van het protest van Jan Fabre? Een theaterstuk laten aanvangen met tien of meer minuten masturberende acteurs, heb ik niet geïnterpreteerd als een ode aan de lichamelijkheid, of als een zet in de seksuele revolutie die in de jaren zestig begon en ondertussen meer dan in de kiem gesmoord is. Noch als een ondermijning van het christelijke taboe van de zelfbevlekking. Fabre lijkt me een moralist. Niet voor niets vroeg hij mijn oom, dr. Roger Marijnissen, kenner van de oude schilderkunst, om in de catalogus over het werk met de groene kevers aan de zoldering van het koninklijk paleis, de verwantschap tussen hem en Jeroen Bosch te beschrijven. Bescheidenheid is een mooie deugd. Bosch toont ons in zijn Tuin der Lusten de zondigheid van de mens, het kwaad dat we moeten vermijden en bestrijden. Zo ook Fabre, hij is een door en door christelijk kunstenaar, een zedenpreker. Het oeuvre van Fabre is door en door bloedernstig. Ironie kent hij niet. Zijn generatiegenoot Wim Delvoye is de vrijdenker binnen dat soort kunst: lachen geblazen. De zonde heeft een nieuwe naam: ‘grensoverschrijdend’, alleen heeft ze geen tien goed omschreven geboden. De pers heeft haar informatieve functie achterwege gelaten om in ruil schandpaal te wezen, niet langer voor de eigen gemeenschap, maar samenspannend met de nieuwe media, viraal wereldwijd. De pers protesteert al bij de beschuldiging, in plaats van te berichten over veroordelingen. Nochtans kan enkel de wet bepalen waar de overschrijding begint. Uiteraard hebben zij die zich slachtoffer voelen ook recht van spreken. De rest is de mening van imbecielen, zoals Umberto Eco, zo goed als testamentair, ons nog even meegaf over dit onderwerp.
Is Fabre grensverleggend, basisprincipe van de moderne en nadien hedendaagse kunst, namelijk avant-garde, of grensoverschrijdend, een nieuwe ethische normalisering? Allicht heeft het #metoo-verhaal zijn hypocriete risico’s en biedt het zelf kansen tot misbruiken en afrekeningen zoals tijdens de repressie na de Tweede Wereldoorlog via verklikking, vergelding enzovoort. Maar de grond van de zaak dient ernstig genomen te worden: de evolutie in onze cultuur is tot het heugelijke punt gekomen dat machtsmisbruik niet langer geduld wordt. Vanuit materialistische kijk in de filosofie, betekent dit dat die beweging niet te stoppen is en ook niet moet ophouden, want het niet dulden van machtsmisbruik is een mooie humanistische waarde, waarvoor de tijd blijkbaar rijp is. Dit is geen gevolg van nieuwe ideeën, wel omgekeerd, De man die de wolken meet © Kamagurka DEGEUS juli 2022 > 5 PLAKKAAT een nieuwe feitelijkheid. Vandaar ook de verwarring, de misverstanden, ontkenningen en verontwaardiging. Principes kan men naast zich neerleggen, veranderde werkelijkheid niet. De uitspraak ‘als gevolg van de me too …’ is dan ook een verkeerde redenering. ‘Me too’ is een gevolg van veranderde maatschappelijke verhoudingen.
Artikel verschenen in De Geus, juli 2022. Het volledige artikel kan u hieronder verder lezen:
Reactie plaatsen
Reacties