Luc Hoenraet - The medium is the painting

Gepubliceerd op 20 augustus 2022 om 15:33

Wanneer ik denk aan mijn oude vriend Luc Hoenraet, mijn tweemaal stadsgenoot, bij geboorte, Aalst, en sinds lang als verblijfplaats, Brussel, zie ik een reeks kleine rechthoek­materie-doeken (46h x38b, 2010) met een onvergetelijk mooi geel in mijn geheugen geprent, zoals in een etsplaat. Die kleur geel vindt zijn bekrachtiging in de korreligheid van de materie. Het getal van de reeks, vijftien, is niet zozeer ingegeven door een creatief proces, maar behoort tot het plan, eens een oud religieus thema uit te beelden.

De reeks verwijst naar de kruisweg van Jezus Christus. Aan de in 1751 veertien staties werd in de jaren zestig een vijftiende toegevoegd. Het onderscheid tussen de respectievelijke fasen van zijn 'via dolorosa', wordt door Luc Hoenraet aangegeven met roestige spijkers die op verschillende wijzen zijn aangebracht en neergeslagen, bijna gelijk met de gele ondergrond waarin ze stippen vormen, tekens van een emotioneel begrijpen van dat droevig verhaal waarin het aan het kruis genageld worden een betekenis had. Deze reeks koestert hij thuis. Los daarvan werd hij tot vijfmaal toe verzocht werken te leveren die deze religieuze functie daadwerkelijk invullen, hetzij in een kerk of in een museum dat rond dat thema verzamelt 1• Het is merkwaardig dat een opdrachtgever bij een informeel abstract materiekunstenaar is komen aankloppen. Men zou eerder verwachten van kerkelijke instanties dat dit thema toevertrouwd zou worden aan een of andere epigoon van Albert Servaes (1883-1966). De tijd dat de "christelijke godsdienst de inspiratiebron was v_oor een vernieuwende artistieke creativiteit loopt af wanneer de moderne kunst-begint, midden de negentiende eeuw. Tevens de afsluiting van een periode waarin de maatschappelijke functie van kunst gelegen was in de bevestiging van de macht van de belangrijke opdrachtgevers: kerk, adel en gegoede burgerij. Chapeau voor de clerus en hun adviseurs dat zij kozen voor een bijzondere hedendaagse kunstenaar om die klus te klaren.

Het-in beeld brengen van het goddelijke dient al lang niet meer om de rol te vervullen van 'biblia pauperum', bijbel voor ongeletterde armen. Het was een vondst van paus Gregorius de Grote om de beeldenstorm te luwen, vermits het niet om het aanwezig stellen van het goddelijke ging, maar educatief materiaal betrof om de bijbel "uit te leggen. Vandaag kan men lezen. Het siert de initiatiefnemers dat zij het risico aandurfden dat de kerkgangers de abstracte kunst niet begrijpen.

"Sinds de Kruisweg van Luithagen zijn wij toch al iets meer vertrouwd geraakt met de taal van de moderne beeldende kunst en zelfs met de hedendaagse plastische taal. De moeilijkheid die er altijd zal zijn is de stap die wij moeten maken van de beeldrijke verhalen uit de bijbel naar de abstracte voorstellingen ervan."
(Luc Hoenraet, De Kruisweg van Liefde, Toespraak bij de inwijding van de kruisweg in de Sint­ Pauluskerk te Langemark op vrijdag 3 april 2009, Patrick Lateur.)

Goede kunst behoeft geen krans en heeft het voordeel dat ze een werking kan hebben waarvoor het rationeel begrijpen niet nodig is. Zomaar via de zintuiglijkheid treffend, meer hoeft dat niet te zijn. Boeken toe. Wie me kent, zal verwonderd zijn over mijn bekentenis, een religieus werk te waarderen. Goden kunnen me gestolen worden. Een christelijk humanisme en een atheïstisch humanisme hebben echter een term gemeen: de mensen en het in ere houden van hun waarden. De 'Via Crucis' wordt dan ook de 'lijdensweg' genoemd, oorsprong overigens van het opnemen van die uitdrukking in het algemeen taalgebruik. Hij staat symbool voor het wedervaren van de miserie van een mens, een van de vele existentiële thema's. 'La Chute' van Albert Camus gaat over hetzelfde. De val van een mens die gedwongen inziet dat zijn oorspronkelijke plannen mislukt zijn en niet gedragen worden door de gemeenschap. 

'L'enfer c'est les autres' noemde Jean-Paul Sartre dat.
De generatie die schoolliep kort na WO Il heeft dat existentialisme in min of meerdere mate ingeademd. Dat is ook het geval voor Luc Hoenraet. Zijn liefde voor de jazz vindt daar zijn fundament: de muziek die als bevrijding optreedt. Zijn worsteling met de materie behelst oefeningen in de broze kwetsbaarheid van het bestaan. Ze tasten grenzen af van de existentie, het biologisch bestaan, aangevuld met de vraag naar de filosofische zin ervan, gezien de breekbaarheid. Het kruis is de dada van Luc Hoenraet. Zeker niet de swastika, die nadat Hitler ze een tijdje te veel op de mouw gespeld had, allicht voor eeuwig besmet is, sinds ze in verschillende culturen diverse mooie symbolieken vertegenwoordigd had. Minder kortstondig intens, maar verspreid over eeuwen, is allicht ook het christelijke kruis te beladen om zo maar artistiek in beelden te gebruiken zonder gevolgen van grondig misverstand. Toegegeven, het kan ongestoord nog om de hals bengelen van een plechtige communicant, maar eens op groot formaat overdondert het als een machtsteken waaraan veel bloed kleeft. Het nog gebruiken om de oorspronkelijke betekenis van naastenliefde mee te zinnebeelden is geen sinecure. Luc Hoenraet varieert vooral met het Griekse kruis, zeg maar het plusteken met gelijke benen en het Andreaskruis, het maalteken. Polair gezien drukken ze respectievelijk het beamen en de weigering uit.
De vanzelfsprekendheid van deze twee standaardkruisen wordt wazig door hun omgeving van gekriskras en vlekmatige verfgelaagdheden, die voor onrust in de tempel zorgen. Het Griekse kruis vereist soberheid alom, vermits er eerbied verwacht wordt in een serene sfeer die tot de knieling moet leiden. Tussen de hobbelige maan landschappelijkheid van de werken van Hoenraet verkeert het Griekse kruis in een ongemakkelijk makende buurt. Het Andreaskruis vernietigt het afgewezen ongewenste. Maar de picturale omgeving ervan heeft geen expliciete boodschap te bieden. 'Een kei kan men niet stropen', noemt de volksmond dat. In het devies van Luc Hoenraet luidt dat: 'de twijfel is mijn geloof'. Dat gelooft zelfs een ongelovige. De middeleeuwse filosofie heeft menig boompje opgezet over de relatie tussen geloof en weten. Het Andreaskruis vertoeft dus in een omgeving van samenhorigheid. De kriebelkrabbels van Luc Hoenraet moeten niet onderdrukt worden
door het Andreaskruis. Ze verwijzen niet naar dogma's, ongegronde beweringen of verkeerd bevonden boodschappen. Ze zijn twijfels, losgeslagen pennentrekken, verloren gelopen alfabetten, zot geworden tekens in een knoestig decor, zonder sier.

De context is al deze van een in puin gevallen wereld of van de bewustwording van de vergankelijkheid van alles. Hoenraets werken spelen in op het 'memento mori - gevoel', niet enkel van de mens, maar van alles en nog wat. Ruimtes vol ruïnes, verloederde muren, vergaan houtwerk, steengruis ... zijn de inspiratiebronnen die doen denken aan de vernietigende werkzaamheid van de tijd. Inspelen op het materiegebruik is het artistiek middel om dat tot uiting te brengen.
Het symboliseert de wording, alles komt uit de aarde, alsook de verwording. Classicus Patrick Lateur wijst terecht op het materialisme als een belangrijke filosofie
waarmee het oeuvre van Luc Hoenraet kan worden verbonden.

"Veel van de hedendaagse mythevorming rond beeldende kunstenaars heeft te maken met verhalen die men blijkbaar moet kennen om hun werk te kunnen plaatsen. Niet zo bij Hoenraet. 7ijn taal is de materie, die In honderden varianten van vorm, kleur en harmonie en doorheen een paar duizend artefacten tot ons spreekt als een plastisch dagboek, dat hij nu al ruim veertig jaar bijhoudt. Dat Hoenraet bij de materie zweert is een boeiend gegeven. Materie is het meest elementaire wat we hebben. Daar moeten wij het mee stellen. De Griekse natuurfilosofen waren er al door geboeid en Democritos' atomen toonden aan Epikouros en Lucretius nieuwe wegen van denken. Het boeiendste aan die elementaire stoffen is dat zij de mens uitdagen. Uit de materie spreekt iets als een energie, waarmee de fysicus, de bioloog, de kunstenaar wordt opgeroepen iets te realiseren of te creëren."
(Patrick Lateur, Voorstelling monografie Luc Hoenraet (Uitgeverij P.) Antwerpen, Elzenveld, 819/2006.)

Misschien is ook dit een mythe. Niet een soort 'kleren van de keizer-' kunst waarvoor men een handleiding behoeft om te kunnen zien wat er niet te zien valt, wel het bedenkelijk verlangen om een metafysica te knopen aan visuele kunst. Kunst is een zintuigelijke aangelegenheid. Het kunstwerk is in eerste instantie een materieel teken, verf et cetera op drager. Pas nadien komen de betekenissen.
'Esthetica' gaat niet over het schone, tenzij in afgeleide zin. Ze betreft in eerste instantie de studie van de kracht van de werking van de ordening van elementen op de verschillende zintuigen. In aanvang moet men de materie van het kunstwerk bekijken zonder erbij
na te denken. Het is wat men in de semiotiek de 'signifiant' noemt, het materiële deel van het teken dat nog betekenis moet produceren. Hoenraets werken zijn één en al tekens. Tekens staan voor iets dat afwezig is, maar opgeroepen wordt. Niet de denotatie, deze is eenvoudig en vaak triviaal, wel een oneindige reeks bijbetekenissen die kunnen ontstaan door niet te eindigen met interpreteren. Zoals Patrick Lateur, als religieus man, mijn atheïstische interpretatie niet ontkent, betwist ik evenmin de zin van zijn spirituele interpretaties van Hoernraets kruisen, doordesemd van Oud Griekse metafysica, doorvveekt van christelijk geloof. Voor mij zit achter het kruis niets. De betekenis komt eruit voort. Hierover zegt Lateur in zijn toespraak: 

"Als ik vorig jaar een kruisweg publiceer bij dezelfde uitgever en Hoenraet wil naast mijn teksten zijn werk zien afgedrukt, dan heeft het kruis daar een heel specifieke betekenis. Als ik and􀂊rzijds vier jaar geleden van Willèm Elias tijdens een vernissage in Overmere een andere interpretatie hoor van het kruis in Hoenraets werk, dan is dat verhaal even plausibel en even echt. De twee verhalen - en er zijn er nog andere (Van Cauwenberge analyséert het thema in zijn bijdrage) en misschien duiken er over een decennium nog nieuwe op - kunnen in alle vrijheid naast elkaar bestaan bij de gratie van wie Hoenraets tekentaal wil ontcijferen."
(Patrick Lateur, Voorstelling. monografie Luc Hoenraet, o.c.)

Na deze filosofische zoektocht naar mogelijke betekenissen van het oeuvre van Luc Hoenraet, willen we nog even ingaan op zijn plaats in de kunstgeschiedenis en wat de esthetica ons leert. Virgil C. Aldrich (1903-1998) analyseert een kunstwerk in vijf factoren: " ... een kunstwerk is een materieel ding, gemaakt om gevat te worden als een esthetisch object." Dat ding kenmerkt zich door de waarneembaarheid van: " ... materiaal, medium, inhoud, vorm
en onderwerp." (Filosofie van de kunst, Utrecht, 1967, p.125). In een klassiek kunstwerk moeten ze alle vijf harmonisch aanwezig zijn. Een van de hoofdkenmerken van moderne kunst is dat men met één van de vijf gaat experimenteren. Factoren worden weggelaten of spelen een beduidend mindere rol dan de andere.
Ondertussen is het duidelijk dat Hoenraet zich heeft toegespitst op wat materiaal in een plastisch proces vermag. Het kleuraspect van het materiaal lijkt van secundair belang en beperkt zich, weliswaar zeer genuanceerd, tot tinten grijs, gebroken witten, zwarten met wisselende diepten en een palet met een waaier bruinen. De vormen zijn informeel, vormloos. De textuur van de inhoud staat open voor interpretaties. Als abstracte kunst speelt het ondervverp geen rol. Zijn werken krijgen daarom doorgaans geen titel mee, wat het boeiend maakt. Het medium schilderkunst lijkt te verlangen naar de derde dimensie van het sculpturale medium. De bijdrage aan de betekenis- productie door middel van de specifieke eigenschappen van het materiaal wordt zichtbaar. Materiekunstenaars laten de materialen spreken. In de werken van Hoenraet is dat een mengsel van plamuren, pigmenten, zand, hars, kwarts, hout, karton en lijm. De 'zuivere' materiekunst werd geboren na WOII, hoewel 'zuiverheid' precies het concept was waarvoor men huiverde, nadat het nazisme meer dan excessief bewezen had hoe verfoeilijk 'uitzuiveren' wel kan zijn. De ontstaansgeschiedenis van de materiekunst is behoorlijk hybride. De algemene context is de symbolisering van de naoorlogse opnieuw verworven vrijheid. Geometrie mocht niet langer de vorm bepalen met scherp afgelijnde kleurvlakken. Ook het vormloze kent zijn esthetische rechten. De naam 'informele kunst' liegt er niet om. Een vlek kan ook een volwaardig vlak zijn. Hier is de term 'tachisme' niet mis te verstaan. De beheersing van het schildersmétier toont zich niet enkel in een afgemeten techniek, maar ook in volle actie. Ja, weer helpt de benaming: 'action painting'. De ruwe aanpak van het tekenende kind werd een goed voorbeeld (art brut, Cobra). Hoewel op basis van de spontane uitdrukkingskracht voor sommige van deze uitingen al eens de term 'abstract expressionisme' valt, is het ook een abstract 'surrealisme', in die zin dat het de plastische explicitatie is van I' écriture automatique', door André Breton voorgeschreven als richtlijn van het surrealisme. 'Onwillig' creëren vanuit het onbewuste was de boodschap. Uit deze artistieke bastaardstamboom is het oeuvre van Luc Hoenraet voortgesproten en heeft hij er zijn tak aan toegevoegd. De materiekunst is zelf ook wortel voor latere -ontwikkelingen. De 'arte povera' (+/- 1969) is er via het gebruik van armtierige materialen schatplichtig aan. De postmoderne Anselm Kiefer heeft er zijn oeuvre op gebaseerd met een eigen figuratie. De sympathie voor zijn artistieke soortger.toten wordt niet verstopt. In de woonkamer van hun -zijn Sonia blijft zijn muze- Lakense herenhuis bevat de bibliotheek een plank vol boeken-over Jean Dubuffet (1901-1985) en één over Antoni Tapies (1923-2012). Collega Bram J3ogart (1921-2012) hangt aan de muur. Het is fijn om te zien dat galerist Herman van den Bogert een mooie selectie topwerken van Luc Hoenraet aan zijn cimaises toont in Knokke.

Willem Elias 2022, Brussel 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.