Wanneer kunst leert lachen of de lach kunst maakt

Gepubliceerd op 14 januari 2022 om 16:12

Nothing is serious enough to take seriously, zo betoogde Marcel Duchamp. De Brusselse expo Hahaha. De humor van kunst, een organisatie van ING en KANAL, toont hoe net tijdens de Eerste Wereldoorlog kunstenaars humor gingen omarmen. Hun door de kunstwereld veel te serieus genomen grappen fungeerden zo als katalysator van een gigantische artistieke revolutie. Hahaha buldert van de Great Zwans Exhibition (1885) tot het dadaïsme, van de ezel Lolo tot de Readymades van Marcel Duchamp, van Man Ray tot Marcel Broodthaers.

DE LACH

Wanneer men kijkt naar wat filosofen over het lachen geschreven hebben en aanvult met de inzichten daaromtrent van verschillende stromingen in de psychologie, komt men tot de volgende synthese. Het is belangrijk dat men vooraf het onderscheid maakt, waarop Peter Sloterdijk gewezen heeft, tussen twee verschillende invullingen van de term cynisme. Er is de kille afstandelijke lach die neerhaalt en uitsluit: jij bent anders en minder dan wij, want je voldoet niet aan onze normen. Racisme, antifeminisme en bekrompen kleinburgerlijke vooroordelen zijn hieraan verbonden. Er is echter ook een warme lach die eveneens met de constatering van het andere te maken heeft. De lach bestaat er dan in om bij wijze van spel een alternatief aan te reiken dat de zekerheid van de vermoedelijke waarheid op losse schroeven zet.

Haar (de lach) sociale functie is dubbel. Ze kan de cohesie in de groep versterken omdat men om hetzelfde lacht. Of ze kan kritisch zijn doordat ze op de verschillen wijst.

Dit ‘het zou ook anders kunnen zijn’ is de invulling van de term contingentie, de gebeurlijkheid. Ze is het tegenovergestelde van noodzakelijkheid, maar ook van willekeurige toevalligheid. Ze is de toevalligheid die (nog) niet bestaat, maar zou kunnen bestaan. De contingentie is de wankele basis van het vrije denken. De lach die de zekerheid van het noodzakelijke in vraag stelt is in haar alternativiteit daarom dan ook al bij al constructief, al is het als de afbraak die wederopbouw toelaat. Haar sociale functie is dubbel. Ze kan de cohesie in de groep versterken omdat men om hetzelfde lacht. Of ze kan kritisch zijn doordat ze op de verschillen wijst. Kritisch zijn bestaat uit het afwegen van alternatieven en werkt dus het verbeterend veranderen in de hand. Kunst produceert vanaf haar moderniteit alternatieven op de werkelijkheid en fungeert niet langer als de bevestiging ervan. Daarom is moderne kunst eigenlijk altijd een beetje om te lachen. Ik was dan ook zeer nieuwsgierig om de tentoonstelling HaHaHa. De humor van de kunst te bezoeken, georganiseerd door ING en KANAL – Centre Pompidou.

DE FONTEIN

Ik laat graag de oorsprong van moderne kunst beginnen met L’Origine du Monde van Courbet. Hij schilderde een naakte vrouwentorso, niet idealistisch maar naturalistisch, met centraal de in het oog springende, weelderig behaarde natuur van de vrouw. Dit werk de titel ‘de oorsprong van de wereld’ geven, is de hilariteit zelve. L’ Origine du Monde werd niet opgenomen in deze tentoonstelling. Wél een werk dat te zien is als een persiflage erop: de Fountain van Marcel Duchamp. Zijn urinoir prijkt zelfs op de kaft van de catalogus.

Louis Ghémar huldigde, zoals later Duchamp, hetzelfde principe dat niets onvoorwaardelijk ernstig mag genomen worden

Dat werk is de start voor een tweede fase van de moderne kunst, deze waar het kunnen en de schoonheid niet meer tellen als criterium. Hoewel het dateert van WOI was die dadaïstische kritiek op oorlogsgeweld echter vlug uitgebloeid. Vanaf de jaren dertig keert men terug naar de ernst. Als kunstkenner Adolf Hitler de Duitse expressionisten al ontaard vond, wat zou hij dan van dat werk van Duchamp gedacht hebben? De heropflakkering ervan, het neo-dadaïsme, ontstaat in de jaren zestig. Het is eveneens de periode waarin tien replica’s van de Fontein, genaamtekend, aan musea verkocht werden (1964). Zeker om te lachen is de truc van de geleerde kunstadviseur, Arturo Schwarz, die erin slaagde om aan de directie van musea een kopie van een kunstwerk te verlappen dat niet meer bestond. De kunstmarkt zelf is een circus: dingen verkopen aan prijzen waar geen enkele basis voor is. Een mooi voorbeeld van kapitalistisch anti-kapitalisme. Maar kunstenaars zijn geen politici, ook geen maatschappelijke omwentelaars. Het zijn speelvogels die ons hun creativiteit tonen en voor de lach is veel verbeelding nodig. Niettemin hebben ze wel esthetische revoluties ontketend. ‘De artistieke revolutie startte in 1917 door een omvergeworpen urinoir’, aldus de website van KANAL. Deze zin bevat wel een foutieve vertaling uit het Frans: un urinoir renversé. Het werkwoord renverser kan weliswaar 'omgooien, omverwerpen' betekenen, maar een eerdere betekenis is: 'van richting veranderen, omkeren'. Dat is hier het geval. Duchamp heeft dat urinoir allerminst geworpen, hij heeft dat omgekeerd op een sokkel gezet, omzichtig, zoals men met kunstobjecten dient om te gaan. Dat is de kern van zijn readymades, die kant-en-klaar kunst worden doordat ze als dusdanig gepresenteerd worden in een artistieke context. Nelson Goodman (1976) stelde dat de vraag niet langer was: ‘wat is kunst?’, maar: ‘wanneer is kunst?’ Dat het niet om omwerpen gaat is belangrijk, want dat zou een uiting van artistieke destructie zijn. Dat laatste bestaat ook als vorm van hedendaagse kunst. In de postmoderne kunst, die men een post-neo-dadaïsme zou kunnen noemen, werd dat omverwerpen (met brokken maken tot gevolg) zelfs een techniek. Niet om agressief te zijn, maar om onze overwaardering van entiteiten te ondermijnen. Dat Duchamp het urinoir even plechtstatig behandelde als een kunstwerk was uiteraard een grap maar het toont ook een belangrijk kenmerk van de humor. Het krijgt immers een vorm die weliswaar kritisch is, maar toch geen bruut geweld vertoont. Hoewel Duchamp met de kunst van zijn tijd wou lachen, was het toch geen vernietigende beeldenstorm zoals die van 1566. De drang naar ernst in de kunst is groot. Dat heeft ertoe geleid dat de komische bedoelingen van Duchamp afgewend werden. Er ontstonden interpretaties vanuit een soort kunstreligie van pseudo-intellectualistisch gedachtengedoe dat de readymades, en de eruit volgende cerebraal aandoende conceptuele kunst, als sacraal ging gebruiken. Aldus sloop een urinoir, als gedempte lach, binnen in een minimalisme waar less more is, zoals in protestantse kerken.

www.geuzenhuis.be

Artikel verschenen in De Geus, januari 2022. Het volledige artikel kan u hieronder verder lezen:

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.